Silhouetten fotograferen

Silhouetten kunnen worden gebruikt om een bijzonder sfeer op te roepen. Vaak ontstaat door een silhouet iets als een mysterie of een raadsel.

Hoe cleaner een silhouet is (puur zwart silhouet op een witte achtergrond), hoe harder en ook onrealistischer ("wajangpopachtig") de uitstraling wordt. Bestaat de achtergrond echter uit vuur of bijvoorbeeld uit rook of een onscherp donker bos, dan krijgt het silhouet betekenis. De kijker begrijpt waarom hij een silhouet ziet. Laat je daarnaast nog een klein beetje licht toe op het onderwerp, dan ontstaat iets van diepte in de foto en lijkt hij steeds realistischer te worden.

De techniek om een silhouet te fotograferen is relatief eenvoudig: verlicht de achtergrond en juist niet het onderwerp. De belichtingsinstellingen van de camera moeten zo ingesteld worden dat de achtergrond (het best verlichte deel van de opname) goed, of iets onderbelicht wordt. Het onderwerp wordt dan vanzelf donker en in sommige gevallen zelfs zwart op de foto. 

Mogelijke problemen

In praktijk kun je echter tegen een aantal zaken aanlopen waaruit kan blijken dat het toch niet zo gemakkelijk gaat als je gedacht had. De compositie van een silhouet vergt bijvoorbeeld een andere manier van denken. Het onderwerp wordt immers zwart en de contouren maken het beeld bij deze foto’s. Technisch gezien kan het ook gemakkelijk fout gaan. Meestal komt dit doordat je last hebt van teveel omgevingslicht (ambient light) of strooilicht (weerkaatst licht via muren of plafond bijvoorbeeld) of dat het licht toch niet van de juiste kant komt. Ook kan het zijn dat je de achtergrond denkt te moeten voorzien van heel veel licht, waardoor je het diafragma en/of de sluitertijd zo moet gaan instellen dat het onderwerp toch weer zichtbaar wordt. Vandaar deze tips:

  • Kies een onderwerp dat in silhouet er ook echt goed uit ziet. Een zijwaarts gericht gezicht toont een duidelijk profiel, een kaal hoofd richting de lens wordt snel een ei. Vingers van de hand gesloten of open hebben een groot effect op de compositie, net als het gebruik van props (in de afgebeelde foto de trap en de plant bijvoorbeeld). Let ook op de kleding. De kijker ziet straks niet meer wat iemand aan had, ze zien alleen een zwarte vlek met contouren. Let dus op dat de kleding herkenbare vormen oplevert en geen ongewenste vormen vertoont. Vergeet niet dat alles wat je voor de lichtbronnen als onderwerp plaatst, zwart wordt en geen diepte kent. Alles wat elkaar “raakt” loopt daarom in het silhouet in elkaar over.
  • Er mag zich geen lichtbron voor het onderwerp bevinden. Dit wil niet perse zeggen dat je alle lichten uit hoeft te doen. Wat wij meestal doen is eerst de achtergrond goed belichten door met een lichtmeter door te meten welke instellingen vereist zijn. We voeren deze instellingen op de camera in en schakelen daarna de flitsers uit. Dan maken we een testopname. Als alles zwart wordt op de foto, dan is dat het teken dat we geen last hebben van het licht wat zich in de ruimte bevindt. Heb je er wel last van, overweeg dan om de sluitertijd te verhogen naar bijvoorbeeld 1/125 of nog sneller. Je moet dan natuurlijk wel opnieuw met de lichtmeter en instellingen aan de slag. We gebruiken voor deze foto’s ook nog wel eens een ND-filter. Een praktische manier om van teveel licht af te kunnen komen.
  • Stel niet scherp op de ogen, maar op het profiel van wat straks de lijn wordt dit het silhouet afbakent. De ogen zijn immers niet meer te zien in het uiteindelijke resultaat. Bedenk dat wat zwart wordt geen diepte kent. Het resultaat lijkt immers veel op het effect van een wajangpop. Een ragscherpe afbakening van wat er wel en wat er niet bij hoort, is daarom van groot belang.
  • Een silhouet wat puur zwart is, en dus geheel niet belicht wordt, kan mooi zijn, maar experimenteer zeker ook eens met niet totaal zwarte silhouetten. Door een heel klein beetje licht op het onderwerp toe te laten, ontstaat namelijk net iets van diepte en krijgt de foto vaak een meer realistische uitstraling.
  • Stel je de camera niet handmatig in, of werk je niet met een lichtmeter, zorg dan dat je de belichting meet op de achtergrond, en niet op het onderwerp! Een matrix meting is hierbij geen goede keuze. Gebruik liever spotmeting. Bedenk dat de meeste camera’s vlak voor het afdrukken opnieuw de belichting proberen te meten en berekenen. Gebruik daarom de AE-L functie van je camera of iets wat daar op lijkt.

In dit vervolgartikel lees je hoe je in de praktijk snel simpele silhouetten kunt fotograferen.