Verreweg de meeste digitale camera’s beschikken over de mogelijkheid de belichtingsmethode te kiezen. Welke belichtingsmethode je kiest, is sterk afhankelijk van het onderwerp en de stijl van fotograferen. In dit artikel lees je hier meer over.
Spotmeting
Wanneer je voor de spotmeting belichtingsmethode kiest, dan laat je de camera op een bepaalde kleine plek (de spot) meten wat daarvoor de juiste hoeveelheid licht zou moeten zijn. Voor fotografen die een onderwerp in een verder zwarte of juist witte omgeving willen fotografen, is dit vaak een goede keuze. Binnen de portretfotografie wordt spotmeting dan ook veel gebruikt. Het model (waar je de spot op richt) wordt dan goed belicht terwijl de belichting voor de zwarte omgeving wordt genegeerd. Precies wat je wil!
De meeste bfabrikanten hebben voor hun camera’s de positie van deze spot op een vaste plek staan. Het gaat dan altijd om het midden van het scherm. Een enkele camera biedt de mogelijkheid hier meer flexibel mee op te gaan. Je kunt dan zelf bepalen waar de spot voor de lichtmeting zich moet bevinden, vergelijkbaar met het scherpstelpunt dat soms in een camera te wijzigen is. Bijvoorbeeld meer rechts of links van het midden. Dit kan handig zijn, maar is zeker niet noodzakelijk.
Ook als het onderwerp zich niet precies in het midden van de camera bevindt, kun je immers met de spot eerst de belichting meten, om de gevonden instellingen vervolgens vast te blijven houden met de AE-L (Auto Exposure Lock) knop of met de ontspanner. Daarna kun je het onderwerp alsnog op de juiste plaats zetten zodat je de juiste belichting voor je onderwerp behoudt terwijl het toch goed in beeld wordt gebracht.
Centrum Gerichte Meting
Bij een centrum gerichte lichtmeting meet de camera weliswaar de gehele scene, maar hij hecht meer belang aan de meting van het midden (het centrum) dan aan de meting van de rest van het beeld. Hoe verder van het centrum verwijderd, hoe minder rekening hij daarmee houdt. Er wordt tijdens de opname dus meer rekening gehouden met de juiste belichting voor het centrum dan voor dat wat er buiten ligt.
Dit is handig wanneer je bijvoorbeeld een wit standbeeld wilt fotograferen in een tuin. Het standbeeld krijgt de juiste verlichting, maar er wordt wel rekening gehouden met het gebied om het standbeeld heen. Alles wat verder van het standbeeld af ligt, krijgt minder ‘aandacht’ van het algortime.
Matrix Meting
Bij de matrix belichtingsmethode wordt de gehele scene verdeeld in stukken. Hierdoor ontstaat een matrix. De camera meet van de afzonderlijke gebieden wat daarvoor nodig zou moeten zich qua licht en met vergaande intelligentie (slimme algoritmes) wordt dan een soort gemiddelde berekend.
Deze belichtingsmethode voldoet in heel veel gevallen voor de huis-tuin-en-keuken foto’s. Dit is niet voor niets de standaard belichtingsmethode van veel camera’s. Maar als je deze methode zou gebruiken als je iemand ’s nachts op het strand zou fotograferen, dan zul je al snel merken dat de persoon overbelicht zal raken en de omgeving toch te donker blijkt te zijn. Het verschil is te groot voor de matrix belichting.
De wat geavanceerdere camera’s beschikken soms over matrix belichtingsalgoritmes die ook dit soort situaties herkennen en bijvoorbeeld landschappen vol sneeuw of water herkennen. Met dergelijke camera’s lukken de voor hem bekende opnames dus wel omdat hij daarop de instellingen automatisch bijstelt.
Handmatig
Vakfotografen kiezen er vaak voor om de belichting handmatig in te stellen. Vroeger werd dit natuurlijk altijd gedaan: camera’s hadden toen immers nog geen ingebouwde belichtingsmeter. Met een losse lichtmeter (ook belichtingsmeter genoemd) kun je het opvallende en reflecterende licht meten en handmatig de instellingen opgeven. Je kunt dit natuurlijk ook doen met de ingebouwde belichtingsmeter terwijl je in de M-stand fotografeert, maar dit kan wel andere instellingen opleveren. Een losse belichtingsmeter is vaak exacter en sommige daarvan zijn ook in staat om flitslicht te meten. Iets wat vanzelfsprekend extra handig is in studio's of voor strobisten.