Perspectivische Vertekening

Sommige objectieven vertonen een perspectivische vertekening. Wat is dat precies en wat moet je daarmee?

Het oog heeft een lens

Het menselijke oog bevat een lens dat een beeld oplevert welke vergelijkbaar is met een 52 mm objectief. Het is dan ook daarom dat opnames gemaakt met een 50 mm lens realistische natuurgetrouwe foto’s oplevert. En dit is daarom ook niet voor niets het standaard objectief dat wordt meegeleverd bij veel nieuwe camera’s.

Gebruik je een lens met een brandpuntsafstand ergens tussen de 45 mm tot 65 mm, dan is dat beeld nog steeds natuurgetrouw, maar ga je deze range verder oprekken, dan ga je dat steeds meer verliezen. Bij meer dan 65 mm lijkt het alsof de diepte in de foto weg begint te vallen. De objecten lijken dichter bij elkaar te staan dan in werkelijkheid. Een typisch verschijnsel dat optreedt bij het gebruik van teleobjectieven. Zak je daarentegen naar beneden in brandpuntsafstand en gebruik je een objectief van bijvoorbeeld 12 mm (een groothoeklens) dan lijkt het juist of dezelfde objecten verder van elkaar verwijderd staan.

Hoe komt dat nu?

Een lens kent iets wat ‘perspectivische vervorming’ of ‘perspectivische vertekening’ wordt genoemd. Als deze perspectivische vervorming heel gering of nul is, zien de foto’s er ‘normaal’ uit. Hoe groter de vertekening, hoe meer afwijking de foto vertoont ten opzichte van hoe wij dezelfde scene met onze ogen zouden zien.

Er is echter niets mis met een objectief dat een zekere perspectivische vertekening kent. Immers, zoals de naam al aangeeft, gaat het om het perspectief waarmee je naar de scene kijkt. Een groothoeklens kent een sterke perspectivische vertekening en deze "kijkt" dus vanuit een ander perspectief naar de scene dan dat het menselijke oog dat doet. Meer niet.

Als wij recht vooruit kijken, dan zien we helemaal niet zo goed wat er zich naast ons bevindt. Kijken we naar voren, dan zien we bijvoorbeeld onze eigen schouders niet. Wat we zien zonder ons hoofd of de ogen te bewegen, noemen we het gezichtsveld. Ons gezichtsveld is ovaal waarbij we horizontaal meer zien dan verticaal en in het midden meer dan daarbuiten. Als je met twee ogen kijkt, dan heb je vaak een gezichtsveld horizontaal van ongeveer 160 graden en verticaal van ongeveer 90 graden.  

Maar bij een groothoeklens is het gezichtsveld niet ovaal maar rond en veel groter dan dat van het menselijke oog. Hierdoor ziet de groothoeklens objecten die wij niet kunnen zien vanuit hetzelfde standpunt. Bijvoorbeeld objecten vlak naast, boven en onder ons. Hij zou de “schouders” dus wel kunnen zien.

De relatief grote afstand tussen de objecten die dichtbij ons staan of iets verder weg, zorgen bij een dergelijk objectief voor een vertekenend beeld omdat ze op een plat vlak (de sensor) worden geprojecteerd en wij naar dat platte vlak kijken alsof we recht voor deze scene staan. Deze afwijking wordt nog groter omdat de lens van ons oog het beeld projecteert op een bolvormig netvlies, namelijk aan de binnenkant van de oogbol. De sensor is plat. Kortom, dat objecten aan de zijkant van een opname gemaakt met een groothoeklens geprojecteerd op een plat vlak ‘krom’ lijken te lopen, is heel verklaarbaar. 

Soorten vertekening

We kennen, in hoofdlijnen, dus twee soorten perspectivische vertekeningen. De perspectivische vertekening die ontstaan bij het gebruik van objectieven met een brandpuntsafstand onder de 45 mm en de perspectivische vertekening die ontstaat bij het gebruik van objectieven met een brandpuntsafstand groter dan 65 mm. 

Maar omdat de kwaliteit van objectieven steeds beter is geworden, treedt er doorgaans minder perspectivische vertekening op bij nieuwere objectieven dan bij oudere. Soms zelfs zo weinig, dat het niet eens opvalt.

Barrel Distortion

Wanneer objectieven met een kleine brandpuntsafstand worden gebruikt, ontstaat er een tonvormige afwijking (barrel distortion). Het beeld in het midden van de opname is normaal, maar naar buiten toe lopen de lijnen steeds verder van je vandaan. Bij tonvormige afwijkingen merk je dat een afbeelding lijkt te zijn geplaatst op de buitenkant van een ton. Je kijkt als het ware tegen de zijkant van die ton aan. Recht voor je is het meest dichtbij, naar de zijkanten wordt alles kleiner en lijken objecten verder weg te staan. 

Pincusion Distortion

Wordt een objectief met een grote brandpuntsafstand gebruikt, dan ontstaat er juist een kussenvormige afwijking (pincushion distortion) waarbij de lijnen naar buiten toe steeds meer naar je toe lijken te lopen richting de hoekpunten. Bij een kussenvormige afwijking merk je dat een lijn die niet exact door het midden van het beeld gaat, daarom naar het midden van het beeld wordt afgebogen. 

Achteraf bijstellen

Met software, zoals Adobe Photoshop, kun je het effect ‘recht trekken’ zodat het voor ons beter (‘logischer’) in het platte vlak wordt geprojecteerd. Dat kan handmatig, maar ook automatisch plaatsvinden.

Nabewerkingssoftware kent vaak zogenaamde lensprofielen. Dit zijn bestanden die aan de nabewerkingssoftware voor een specifiek objectief doorgeven hoe deze het beeld vervormt en wat er moet worden gedaan om dit tegen te gaan. Vanzelfsprekend vindt dit plaats in combinatie met kennis over de camera. De grootte van de sensor heeft immers ook invloed op de vertekening.

Rectilineaire objectieven

Je kunt voorkomen dat er perspectivische vervorming ontstaat. Er zijn bijvoorbeeld groothoeklenzen die, door hun speciale bouw, een zeer geringe perspectivische vervorming kennen. Dit worden rectilineaire objectieven genoemd. Een voorbeeld daarvan is de LAOWA 12mm f/2.8 Zero-D. Een objectief die voor een slordige €1200,00 op internet wordt aangeboden.

Is het verkeerd?

Dat er iets als een perspectivische vervorming bestaat is niet perse nadelig. Dit kan namelijk ook gebruikt worden voor het maken van bepaalde opnames. Gebruik je een normale groothoeklens en fotografeer je iemand van boven met de camera dicht bij het hoofd, dan zie je, door de sterke perspectivische vertekening, dat het hoofd heel groot lijkt vergeleken met de voeten en de neus veel groter dan de ogen. Dat geeft geen natuurgetrouwe weergave maar hier ontstaat wel een komisch effect door.

Dit effect kun je, mits zorgvuldig toegepast, ook gebruiken om bepaalde suggesties op te wekken. Bijvoorbeeld de suggestie dat een model langere benen heeft dan in werkelijkheid, iemand een kleinere neus heeft (door te werken met een objectief met een grotere brandpuntsafstand), etc.. Kortom, de perspectivische vertekening van een objectief kan gebruikt worden in positieve zin en hoeft dus helemaal niet perse altijd een nadeel te zijn.