Hard en zacht licht

Hard licht maakt schaduwen met harde randen, zacht licht maakt schaduwen die soms maar nauwelijks zichtbaar zijn. Hoe dat precies ontstaat en wat je wanneer moet gebruiken, lees je hier.

Op een dag

Dit artikel werd geschreven op 1 juni 2020. Om 09:00 uur die dag kon je al met korte broek in de tuin gaan zitten. Er was geen wolkje aan de staalblauwe lucht te bespeuren. Vanuit de kamer was de schaduw van een boom op de grond te zien. De schaduw was zichtbaar als een duidelijke scherpe en donkere afdruk van de boom. Die dag hadden we te maken met hard licht.

Op dagen dat het bewolkt is, zien de schaduwen er niet zo uit. Soms zijn ze nauwelijks te zien en als ze wel te zien zijn dan zijn het vage afdrukken die langzaam van donker naar licht verlopen. Het lijkt alsof ze geleidelijk ontstaan en weer oplossen. Op zo’n dag hebben we te maken met zacht licht.

Herkennen

We herkennen hard en zacht licht dus aan de schaduwen en dan wel aan twee specifieke kenmerken. Bij hard licht zijn de schaduwen donker en hebben ze scherpe randen, bij zacht licht zijn ze lichter en is het verloop van licht naar donker geleidelijk. Hoe geleidelijker het verloop, hoe zachter het licht.

Hard en zacht licht hebben dus niet te maken met het licht, maar met de schaduwen die door het licht ontstaan. Licht is licht. Er bestaat geen zacht of hard licht, en bestaan wel harde of zachte schaduwen. Schaduwen ontstaan doordat licht op een bepaalde manier op een object valt. Niet omdat het licht anders zou zijn. 

Gouden uurtjes

Als de zon recht boven ons staat en het is onbewolkt, dan noemen we het licht het hardst omdat het op dat moment een donkere scherpe schaduw op de grond werpt. Maar als de zon net is opgekomen of het is het vlak voordat hij ondergaat, dan werpt hij lange schaduwen op de grond die minder donker zijn en waarvan de randen minder scherp zijn.

Een uur na zonsopgang en een uur voor zonsondergang worden door fotografen de “gouden uurtjes” genoemd. Het zijn die momenten op een dag dat het licht niet alleen het zachtst is, maar ook een andere kleur heeft dan bijvoorbeeld het midden van de dag. Hij is tijdens de gouden uurtjes namelijk meer goudkleurig (roder) terwijl hij overdag blauwer is. De gouden uurtjes zijn de momenten waarop veel fotografen menen dat de mooiste foto’s te maken zouden zijn.

Redenen

Dat het licht niet altijd even hard is, heeft alles te maken met de wijze waarop dat licht tot ons komt. Staat de zon recht boven ons en zijn er geen wolken, dan heeft het licht relatief weinig van onze atmosfeer te duchten. Maar zijn er wel wolken, dan moet het licht daar eerst doorheen. En hoe schuiner de zon ten opzichte van ons staat, hoe meer het met de atmosfeer en wat zich daarin bevindt te maken krijgt.

Als het zonlicht op een wolk terecht komt, dan zal de wolk er voor zorgen dat het zonlicht sterk verstrooid wordt. Met verstrooiing bedoelen we hier: alle richtingen op ketsen, Het licht wordt altijd verstrooid door de atmosfeer, maar met wolken veel meer. Het zonlicht wordt door de deeltjes in de wolk immers alle kanten op geketst.

In afbeelding 1A is te zien hoe, door een wolkeloze hemel, het zonlicht recht naar beneden komt vanuit de richting waaruit het is verstuurd. De boom wordt daardoor aan een kant verlicht terwijl hij aan de andere kant in het donker staat. Nogmaals, in werkelijkheid vindt er altijd wat verstrooiing plaats zodat het nooit 100% donker wordt in de schaduw. 

In afbeelding 1B is te zien hoe, door een wolkendek, het zonlicht veel meer wordt verstrooid en daardoor uit verschillende richtingen naar beneden komt. De boom wordt hierdoor aan alle kanten verlicht. Hoe meer verstrooiing er plaats vindt, hoe meer de boom aan alle kanten met dezelfde lichtsterkte verlicht zal worden totdat het aan alle kanten gelijk is en er geen schaduw meer te zien zal zijn.

Hoe meer het licht verstrooid wordt, hoe meer richtingen het zal aannemen. Wanneer een object beschenen wordt door lichtdeeltjes die van alle kanten komen, dan wordt het object gelijkmatiger belicht en zal het, wanneer het een schaduw werpt, een minder duidelijke schaduw laten zien. Zacht licht is dus licht dat van alle kanten komt en daardoor ook achter het onderwerp (in de schaduwzijde) terecht kan komen. Dit wordt ook “diffuse light” genoemd. Diffuus betekent: “over een groot gebied verspreid”. 

Diffuus licht is licht dat gelijkmatig op een object wordt afgestuurd. Zonlicht is niet diffuus omdat het in het midden van de zon sterker is dan aan de zijkanten. Wat dat betreft lijkt het op het licht afkomstig uit een zaklamp. Het loopt dus af. We noemen dergelijk licht "specular light". Zacht licht zegt dan ook niets over het licht, maar het zegt iets over de schaduwen die door het licht worden gevormd. 

Het is zo dat als je een heel grote lichtbron hebt, zoals het wolkendek, dat gelijkmatig (=diffuus) licht op een relatief klein object afstuurt,  de grootste kans hebt dat licht ook in het schaduwdeel van het object terecht komt. Maar wordt licht nauwelijks verstrooid, omdat er geen wolken zijn, dan zal het vooral in de richting waar het licht vandaan komt het object verlichten en niet de schaduwzijde. Daar waar minder lichtdeeltjes komen, wordt het donker. Hard licht is dus licht dat minder in de schaduwzijde terecht kan komen. Dit wordt ook wel eens “crisp light” genoemd. Crisp betekent: “brokkelig”.

Blauwe lucht

Zonlicht levert niet alleen "specular light", maar is ook nog eens wit. Waarom zien we dan eigenlijk een blauwe en geen witte lucht op een zonnige dag (zie afb 2)? Dat komt omdat licht bestaat uit verschillende kleuren en niet iedere kleur licht wordt op dezelfde manier "afgebogen" wanneer het de atmosfeer in komt.

Als het zonlicht de aarde bereikt, dan moet het door onze atmosfeer heen komen. Wanneer het zonlicht de atmosfeer bereikt, wordt het door de deeltjes in de lucht alle richtingen op geketst. Blauw licht wordt daarbij meer verspreid dan andere kleuren omdat het bestaat uit kortere golven. We zien daardoor meer blauw dan andere kleuren.

Voorkeur zacht licht

Voor de meeste opnames verdient zacht licht de voorkeur boven hard licht. Denk aan bijvoorbeeld een portretfoto.

Daar is een heel eenvoudige verklaring voor te geven. Hard licht levert immers duidelijke schaduwen op. Er ontstaan door hard licht dus goed zichtbare schaduwen achter ieder object, ook achter oneffenheidjes of rimpels in de huid. Deze worden daardoor beter zichtbaar. De huid van mensen ziet er daarom in zacht licht egaler, en daarmee gladder uit dan in hard licht. Maar je krijgt ook minder contrast.

Voorkeur voor hard licht

Hard licht levert meer dramatische foto’s op omdat het meer contrasten laat zien. Het was dan ook niet voor niets dat schilders als Rembrandt van Rijn en Caravaggio hard licht in hun schilderijen gebruikten (zie afb 3). Dit wordt in de kunst ook wel “chiaroscuro” genoemd.

Je kunt dus niet zomaar stellen dat zacht licht altijd beter zou zijn. Het gaat er om wat je wilt bereiken. Wil je werk met een zekere dramatiek maken, dan kies je eerder voor harder dan voor zachter licht.

Flitsers

Een flitser of een studiolamp beschikt over een vaststaande kleur. Omdat de afstand tussen de lichtbron en het onderwerp erg klein is, heeft het tussenliggende stukje atmosfeer een verwaarloosbare invloed op de verstrooiing van dit licht. Kortom, dit soort lichtbronnen leveren altijd hard licht op van eenzelfde kleur.

Hoe slechter de flitser van kwaliteit is, hoe meer het licht per flits kan variëren. Goedkopere flitsers leveren daarom soms iets meer blauwe, dan weer iets meer rode foto’s op.

Hoewel de kleur van een flitser of studiolamp aangepast kan worden door een gel te gebruiken, zal ook dan deze variatie per foto optreden. Het licht wat geproduceerd wordt, wordt immers verkleurd door de gel en begin je met ander licht, dan zal er ook ander licht uitkomen. Hier geldt dus: "garbage in, is garbage out". Maar met of zonder gel, het licht blijft altijd hard.

Het is niet mogelijk om de hardheid van de flitser of studiolamp te regelen met een instelling op de lichtbron zelf. Je zult hiervoor het licht zelf moeten veranderen. Daar worden zogenaamde light modifiers voor gebruikt.

Zie afb 4 voor een foto gemaakt met hard licht. Op deze foto is duidelijk te zien dat de schaduw van de neus donker is en scherp wordt afgetekend. Vergelijk je dit met afb 5 dan zie je ook hoe de huid van ons model op afb 4 er slechter uit lijkt te zien dan op afb 5. Daarentegen kent afbeelding 4 meer contrast dan afbeelding 5. Let ook eens op het catchlight in de ogen. Hieraan kun je zien dat bij afb 4 een soort pit van licht te zien is, in afb 5 is dat een vlak. Natuurlijk komt dit omdat je bij afb 5 de softbox ziet terwijl je in afb 4 slechts de studiolamp zonder light modifier kunt zien.

Twee flitsers

Gebruiken we twee flitsers om een portretfoto te maken en hebben we geen light modifiers gebruikt, dan komt er van twee kanten hard licht op het onderwerp af. We gebruiken dan immers twee lichtbronnen die beiden hard licht produceren.

Bij een opstelling waarbij we twee van dit soort flitsers aan iedere kant van het model plaatsen en ze een ongelijke hoeveelheid licht laten uitzenden, zullen we mogen verwachten dat we nog steeds scherpe schaduwen zullen zien. Deze schaduwen zullen echter niet heel donker zijn omdat de ene lamp de schaduw van de andere lamp zal verlichten.

Stellen we de flitsers hetzelfde af, dan zullen we aan beide zijden eenzelfde schaduw zien, maar dan wel met een scherpe afbakening. Door het ontbreken van meer contrast zal de foto een vrij vlakke uitstraling krijgen. Het zal gaan ontbreken aan een echte dieptewerking. Daarom zul je hier vast niet snel voor kiezen. Een van de flitsers zal dus hoger dan de andere moeten worden ingesteld. De conclusie die getrokken kan worden is dat het gebruik van meerdere flitsers het licht niet zachter maakt, maar de schaduwen wel minder kan doen laten opvallen.

Bouncing

Wanneer we het licht dat uit een lichtbron komt via het plafond laten ketsen (bouncing genoemd) dan zal het plafond er voor zorgen dat het daar aangekomen harde licht allerlei kanten op wordt gestuurd en het licht dat op die manier de muren raakt zal daar dit proces nog eens ondergaan. Dit werkt dus een beetje zoals een wolk dat doet met zonlicht en heeft dan ook eenzelfde effect.

Het licht zal na bouncing via allerlei richtingen naar het onderwerp komen en daarmee zachter zijn geworden. Het plafond is hiermee dus een licht aanpasser (light modifier) geworden. Bouncing maakt het licht zachter.

Een reflector kan worden beschouwd als een "portable plafond". Het bounced (“stuitert”) immers ook licht terug zoals een plafond of een muur dat doet. Het onderwerp bevindt zich echter een stuk dichter bij de reflector, een reflector kan gericht worden en een reflector kan bespannen zijn met verschillende gekleurde materialen waardoor het meer mogelijkheden dan een plafond biedt.

Andere light modifiers

Het is ook mogelijk het harde licht op andere manieren aan te passen nadat het de flitser of studiolamp heeft verlaten. Een veel gebruikte manier hiervoor is door een paraplu te gebruiken. Een paraplu is goedkoop en gemakkelijk mee te nemen en alleen daarom al een handig hulpmiddel.

Er zijn twee type paraplu’s. Hier lees je daar meer over. Maar in beide gevallen hebben ze natuurlijk dezelfde functie: het licht dat in of door de paraplu wordt geschoten, wordt door de paraplu verstrooid en daarmee zachter.

Ook een softbox is een light modifier die geschikt is om licht diffuser te maken. Maar zoals dat voor alle gereedschap telt, geldt ook voor een softbox dat je hem wel moet weten te gebruiken. Het licht dat in de softbox komt zal door het doek het meest zacht zijn wanneer deze dichtbij wordt geplaatst. Dan is de verhouding tussen de lichtbron en het onderwerp immers het grootst. Hoe verder je van de softbox vandaan komt, hoe moeilijker het licht achter het onderwerp terecht kan komen. Dat geldt ook voor een paraplu. Een softbox moet daarom altijd dichtbij een onderwerp worden geplaatst wil je een optimaal gebruik maken van zijn mogelijkheid om zacht licht te produceren.

Afbeelding 5 is gemaakt met een softbox. Op deze foto zie je hoe door het zachte licht de schaduwen een groot verloop van licht naar donker kennen en het gezicht wordt door de softbox veel gelijkmatiger belicht. De huid ziet er door het zachte licht egaler uit, maar wordt daardoor ook minder contrastrijk. 

In afbeelding 6 is te zien dat hoe verder je van de softbox vandaan bent, hoe meer lichtdeeltjes er zijn die dezelfde richting zullen hebben. Er zullen hierdoor minder lichtdeeltjes in de schaduw van het onderwerp terecht kunnen komen. 

Een tweede misverstand dat nog wel eens bestaat is dat het licht dat aan de zijkant van een softbox de light modifier verlaat, zachter zou zijn dan in het midden. Dat is niet juist. Het licht aan de zijkant is juist wat harder dan in het midden.

In afbeelding 6 is te zien dat het licht dat de zijkant van de softbox verlaat, meer lichtdeeltjes heeft die dezelfde kant op gaan dan het licht wat in het midden de softbox verlaat.

Een beauty dish produceert als light modifier licht dat zich ergens tussen hard en zacht licht bevindt. Vandaar ook zijn naam: hij zou alleen geschikt zijn voor mensen met een gave huid. Gelukkig worden veel beauty dishes standaard geleverd met een zogenaamde diffusor sock. Dit is een doek zoals het ook voor softboxen wordt gespannen om het licht wat diffuser te kunnen maken. Plaats je de beauty dish vlakbij het onderwerp, dan kan het licht weer in de schaduwen terecht komen en daarmee wordt het licht zachter. 

Niet alle modifiers

Een aantal light modifiers maakt het licht niet diffuser (=gelijkmatiger), maar geeft er richting aan. Denk aan een grid, een snoot, een flag, een gobo of bijvoorbeeld barn doors. 

Modifiers kun je natuurlijk ook combineren. Een softbox zorgt voor een diffuus licht (gelijkmatige verlichting naar voren) wat door een flag van de backdrop vandaan gehouden kan worden. 

 

Afb 1: Zonlicht wordt meer verstrooid wanneer het door een wolkendek moet komen
Afb 2: De kleur van de lucht ontstaat omdat blauw licht een korte golflengte heeft
Afb 3: In dit schilderij van Caravaggio is duidelijk chiaroscuro toegepast
Afb 4: Een foto gemaakt met hard licht
Afb 5: Een foto gemaakt met zacht licht
Afb 6: Dichtbij de softbox kan het licht in de schaduwen terecht komen en is dan zachter